Voor de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen worden schulden in aanmerking genomen voor zover de gezamenlijke waarde meer bedraagt dan:
2022: € 3.200
2021: € 3.200
2020: € 3.100
2019: € 3.100
2018: € 3.000
2017: € 3.000
2016: € 3.000
Indien de belastingplichtige een partner heeft, moet – ongeacht de toedeling van bezittingen en schulden – een schuldendrempel in aanmerking worden genomen van:
2022: € 6.400
2021: € 6.400
2020: € 6.200
2019: € 6.200
2018: € 6.000
2017: € 6.000
2016: € 6.000
Vanaf 1 januari 2010 kunnen partners de gezamenlijke grondslag voor sparen en beleggen naar keuze onderling verdelen. Voorheen bestond deze keuzemogelijkheid per vermogensbestanddeel.
Per 1 januari 2010 vindt de waardering van alle woningen in box 3 plaats op basis van de WOZ-waarde. Daarbij wordt rekening gehouden met de verhuurde staat van (niet-vakantie) woningen en de waarde van een erfpachtcanon.
Vanaf 1 januari 2010 geldt een vrijstelling voor contant geld en vergelijkbare vermogensrechten (zoals een chipkaart en cadeaubonnen) per belastingplichtige van:
2022: € 560
2021: € 552
2020: € 543
2019: € 534
2018: € 527
2017: € 522
2016: € 520
Vruchtgebruik
Alle vermogensbestanddelen die deel uitmaken van een algemeenheid waarop op grond van erfrecht een vruchtgebruik rust voor box 3, worden gelijk behandeld. De schulden worden volledig bij de vruchtgebruiker in aanmerking genomen.
Afgezonderd particulier vermogen
Een APV is een afgezonderd vermogen waarmee vooral een particulier belang wordt gediend. Hierbij kan gedacht worden aan trusts en buitenlandse stichtingen.
Met ingang van 1 januari 2010 worden het vermogen en het inkomen van een afgezonderd particulier vermogen (APV), bijvoorbeeld een trust of een (buitenlandse) particuliere stichting, belast bij de inbrenger van het vermogen (of bij zijn erfgenamen). In de APV-regeling is een bepaling opgenomen om dubbele belastingheffing te voorkomen: de zogenoemde toerekeningsstop. Deze toerekeningsstop voorkomt dat over dezelfde vermogensbestanddelen zowel belasting bij het APV als bij de inbrenger van het vermogen wordt geheven. De toerekeningsstop wordt anders vorm gegeven. De toerekeningsstop zal alleen nog gelden voor APV’s voor zover die een reële, actieve onderneming drijven ter zake waarvan blijkt dat deze onderneming in de staat of in de staten waarin deze wordt gedreven is onderworpen aan een belasting naar de winst. Voor de situaties waarin de toerekeningsstop niet van toepassing is, is in het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (Bvdb 2001) een aanvullende voorkomingsregeling getroffen om bij de Nederlandse belastingheffing van de inbrenger rekening te houden met daadwerkelijk in het buitenland betaalde belasting. Bovenstaande maatregel treedt in werking met terugwerkende kracht tot en met Prinsjesdag 2016.