Bedragen heffingskortingen 2022
Heffingskorting | Jonger dan AOW-leeftijd | AOW-leeftijd en ouder | ||
2022 | 2021 | 2022 | 2021 | Maximale algemene heffingskorting lagere inkomen | € 2.888 | € 2.837 | € 1.494 | € 1.469 | Maximale arbeidskorting lagere inkomens | € 4.260 | € 4.205 | € 2.204 | € 2.178 | Maximale inkomensafhankelijke combinatiekorting | € 2.534 | € 2.815 | € 2.534 | € 2.815 | Jonggehandicaptenkorting | € 771 | € 761 | Ouderenkorting | € 1.726 | € 1.703 | Ouderenkorting boven een inkomen van € 38.464 (2021: € 37.970) | € 0 | € 0 | Alleenstaande ouderenkorting | € 449 | € 443 | Korting groene beleggingen | 0.7%¹ | 0.7%¹ | 0.7%¹ | 0.7%¹ | Levensloopkorting (per jaar van deelname tot 2012) | vervallen | € 223 |
¹ van de vrijstelling in box 3
Algemene Heffingskorting
Tot en met een belastbaar inkomen van € 21.317 (2021: € 21.043) uit werk en woning bedraagt de algemene heffingskorting € 2.888 (2020: € 2.837). Boven een inkomen van € 21.317 (2021: € 21.043) wordt de algemene heffingskorting lager naarmate het belastbare inkomen uit werk en woning stijgt. Het maximumbedrag van € 2.888 (2021: € 2.837) wordt verlaagd met 6,007% (2020: 5,977%) van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat meer bedraagt dan € 21.317 (2021: € 21.043). De algemene heffingskorting kan uiteindelijk afbouwen tot nihil. In 2021 is dit bij een belastbaar inkomen van € 69.398.
De uitbetaalbaarheid van de algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner wordt afgebouwd in 15 jaar tijd met 6,67% per jaar. De afbouw is gestart in 2009. Dit betekent dat er in 2022 ten hoogste 6,67% (2021: 13,33%) van de algemene heffingskorting wordt uitbetaald aan de minstverdienende partner. Deze afbouw geldt niet voor de belastingplichtige die geboren is voor 1 januari 1963.
Arbeidskorting
Voor arbeidsinkomens boven de € 36.649 (2021: € 35.652) wordt de arbeidskorting afgebouwd tot nihil. Het maximumbedrag van € 4.260 (2021: € 4.205 ) wordt verlaagd met 5,68% (2021: 6,0%) van het arbeidsinkomen boven de € 36.649 (2021: € 35.652).
De inkomensafhankelijke combinatiekorting
De inkomensafhankelijke combinatiekorting geldt voor minstverdienende partners en alleenstaande ouders die de zorg hebben voor kinderen onder de 12 jaar. Het basisbedrag van deze heffingskorting is in 2020 komen te vervallen. Nu geldt dat vanaf € 5.219 (2021: € 5.153) met een opbouwpercentage van 11,45% wordt opgebouwd tot een maximale korting van € 2.534 (2021: € 2.815).
Jonggehandicaptenkorting
De jonggehandicaptenkorting bedraagt € 771 (2020: € 761) en geldt voor de belastingplichtige die in het kalenderjaar recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (een zogenoemde Wajonguitkering), tenzij voor hem de ouderenkorting geldt. Belastingplichtigen komen ook voor de jonggehandicaptenkorting in aanmerking, indien weliswaar recht bestaat op een Wajonguitkering, maar niet daadwerkelijk een Wajonguitkering wordt ontvangen vanwege het hebben van een andere uitkering of ander inkomen uit arbeid.
Ouderenkorting
Een belastingplichtige heeft recht op de ouderenkorting als hij op 31 december 2021 de AOW leeftijd heeft bereikt en een verzamelinkomen heeft van niet meer dan € 38.464 (2021: € 37.970). De ouderenkorting bedraagt € 1.726 (2021: € 1.703). De ouderenkorting bedraagt € 0 bij een inkomen boven de € 38.464 (2021: € 37.970).
Alleenstaande ouderenkorting
Een belastingplichtige heeft recht op de alleenstaande ouderenkorting als hij recht heeft op een AOW-uitkering voor alleenstaanden. De alleenstaande ouderenkorting bedraagt € 449 (2021: € 443).
Korting voor groene beleggingen
Per 1 januari 2013 is er uitsluitend een heffingskorting voor de belastingplichtige met groene beleggingen. De korting bedraagt in 2021 0,7% (2020: 0,7%) van het bedrag dat daarvoor is vrijgesteld op grond van de bepalingen in box 3.
Bedragen heffingskortingen 2021
Heffingskorting | Jonger dan AOW-leeftijd | AOW-leeftijd en ouder | ||
2021 | 2020 | 2021 | 2020 | Maximale algemene heffingskorting lagere inkomen | € 2.837 | € 2.711 | € 1.469 | € 1.413 | Maximale arbeidskorting lagere inkomens | € 4.205 | € 3.819 | € 2.178 | € 1.989 | Maximale inkomensafhankelijke combinatiekorting | € 2.815 | € 2.881 | € 2.815 | € 2.881 | Jonggehandicaptenkorting | € 761 | € 749 | Ouderenkorting | € 1.703 | € 1.622 | Ouderenkorting boven een inkomen van € 37.970 (2020: € 37.372) | € 0 | € 0 | Alleenstaande ouderenkorting | € 443 | € 436 | Korting groene beleggingen | 0.7%¹ | 0.7%¹ | 0.7%¹ | 0.7%¹ | Levensloopkorting (per jaar van deelname tot 2012) | € 223 | € 219 |
¹ van de vrijstelling in box 3
Algemene Heffingskorting
Tot en met een belastbaar inkomen van € 21.043 (2020: € 20.711) uit werk en woning bedraagt de algemene heffingskorting € 2.837 (2020: € 2.711). Boven een inkomen van € 21.043 (2020: € 20.711) wordt de algemene heffingskorting lager naarmate het belastbare inkomen uit werk en woning stijgt. Het maximumbedrag van € 2.837 (2020: € 2.711) wordt verlaagd met 5,977% (2020: 5,672%) van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat meer bedraagt dan € 21.043 (2020: € 20.711). De algemene heffingskorting kan uiteindelijk afbouwen tot nihil. In 2021 is dit bij een belastbaar inkomen van € 68.507.
De uitbetaalbaarheid van de algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner wordt afgebouwd in 15 jaar tijd met 6,67% per jaar. De afbouw is gestart in 2009. Dit betekent dat er in 2021 ten hoogste 13,33% (2020: 20,00%) van de algemene heffingskorting wordt uitbetaald aan de minstverdienende partner. Deze afbouw geldt niet voor de belastingplichtige die geboren is voor 1 januari 1963.
Arbeidskorting
Voor arbeidsinkomens boven de € 35.652 (2020: € 34.954) wordt de arbeidskorting afgebouwd tot nihil. Het maximumbedrag van € 4.205 (2020: € 3.819 ) wordt verlaagd met 6,0% (2020: 6,0%) van het arbeidsinkomen boven de € 35.652 (2020: € 34.954).
De inkomensafhankelijke combinatiekorting
De inkomensafhankelijke combinatiekorting geldt voor minstverdienende partners en alleenstaande ouders die de zorg hebben voor kinderen onder de 12 jaar. Het basisbedrag van deze heffingskorting is in 2020 komen te vervallen. Nu geldt dat vanaf € 5.153 (2020: € 5.072) met een opbouwpercentage van 11,45% wordt opgebouwd tot een maximale korting van € 2.815 (2020: € 2.881).
Jonggehandicaptenkorting
De jonggehandicaptenkorting bedraagt € 761 (2020: € 749) en geldt voor de belastingplichtige die in het kalenderjaar recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (een zogenoemde Wajonguitkering), tenzij voor hem de ouderenkorting geldt. Belastingplichtigen komen ook voor de jonggehandicaptenkorting in aanmerking, indien weliswaar recht bestaat op een Wajonguitkering, maar niet daadwerkelijk een Wajonguitkering wordt ontvangen vanwege het hebben van een andere uitkering of ander inkomen uit arbeid.
Ouderenkorting
Een belastingplichtige heeft recht op de ouderenkorting als hij op 31 december 2020 de AOW leeftijd heeft bereikt en een verzamelinkomen heeft van niet meer dan € 37.970 (2020: € 37.372). De ouderenkorting bedraagt € 1.703 (2020: € 1.622). De ouderenkorting bedraagt € 0 bij een inkomen boven de € 37.970 (2020: € 37.372).
Alleenstaande ouderenkorting
Een belastingplichtige heeft recht op de alleenstaande ouderenkorting als hij recht heeft op een AOW-uitkering voor alleenstaanden. De alleenstaande ouderenkorting bedraagt € 443 (2020: € 436).
Korting voor groene beleggingen
Per 1 januari 2013 is er uitsluitend een heffingskorting voor de belastingplichtige met groene beleggingen. De korting bedraagt in 2021 0,7% (2020: 0,7%) van het bedrag dat daarvoor is vrijgesteld op grond van de bepalingen in box 3.
Levensloopverlofkorting
De levensloopregeling is afgeschaft per 1 januari 2012. De levensloopverlofkorting vervalt daardoor ook. De in het verleden opgebouwde levensloopverlofkorting blijft intact voor deelnemers die op 31 december 2011 een saldo op hun levensloopregeling hebben staan. Deze deelnemers mogen tot en met 31 december 2021 blijven inleggen, tenzij ze inmiddels gebruik hebben gemaakt van de 80%-regeling.
De levensloopverlofkorting is gelijk aan het bedrag van het opgenomen levenslooptegoed, maar ten hoogste € 223 (2020: € 219) per jaar waarin vóór 1 januari 2012 is gestort in de levensloopregeling. Bedragen aan levensloopverlofkorting die in voorafgaande jaren al zijn genoten worden in mindering gebracht.
Bedragen heffingskortingen 2020
Heffingskorting | Jonger dan AOW-leeftijd | AOW-leeftijd en ouder | ||
2020 | 2019 | 2020 | 2019 | Maximale algemene heffingskorting lagere inkomen | € 2.711 | € 2.477 | € 1.413 | € 1.268 | Maximale arbeidskorting lagere inkomens | € 3819 | € 3.399 | € 1.989 | € 1.740 | Maximale inkomensafhankelijke combinatiekorting | € 2.881 | € 2.835 | € 2.881 | € 2.835 | Jonggehandicaptenkorting | € 749 | € 737 | Ouderenkorting | € 1.622 | € 1.596 | Ouderenkorting boven een inkomen van € 37.372 (2019: € 36.783) | € 0 | € 0 | Alleenstaande ouderenkorting | € 436 | € 429 | Korting groene beleggingen | 0.7%¹ | 0.7%¹ | 0.7%¹ | 0.7%¹ | Levensloopkorting (per jaar van deelname tot 2012) | € 219 | € 215 |
¹ van de vrijstelling in box 3
Algemene Heffingskorting
Tot en met een belastbaar inkomen van € 20.711 (2019: € 20.384) uit werk en woning bedraagt de algemene heffingskorting € 2.711 (2019: € 2.477). Boven een inkomen van € 20.711 (2019: € 20.384) wordt de algemene heffingskorting lager naarmate het belastbare inkomen uit werk en woning stijgt. Het maximumbedrag van € 2.711 (2019: € 2.477) wordt verlaagd met 5,672% (2019: 45,147%) van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat meer bedraagt dan € 20.711 (2019: € 20.384). De algemene heffingskorting kan uiteindelijk afbouwen tot nihil. In 2020 i dit bij een belastbaar inkomen van € 68.507.
De uitbetaalbaarheid van de algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner wordt afgebouwd in 15 jaar tijd met 6,67% per jaar. De afbouw is gestart in 2009. Dit betekent dat er in 2020 ten hoogste 20,0% (2019: 26,67%) van de algemene heffingskorting wordt uitbetaald aan de minstverdienende partner. Deze afbouw geldt niet voor de belastingplichtige die geboren is voor 1 januari 1963.
Arbeidskorting
Voor arbeidsinkomens boven de € 34.954 (2019: € 34.060) wordt de arbeidskorting afgebouwd tot nihil. Het maximumbedrag van € 3.595 (2019: € 3.399 ) wordt verlaagd met 6,0% (2019: 6,0%) van het arbeidsinkomen boven de € 34.954 (2019: € 34.060).
De inkomensafhankelijke combinatiekorting
De inkomensafhankelijke combinatiekorting geldt voor minstverdienende partners en alleenstaande ouders die de zorg hebben voor kinderen onder de 12 jaar. Het basisbedrag van deze heffingskorting is in 2019 komen te vervallen. Nu geldt dat vanaf € 5.072 (2019: € 4.993) met een opbouwpercentage van 11,45% wordt opgebouwd tot een maximale korting van € 2.881 (2019: € 2.835).
Jonggehandicaptenkorting
De jonggehandicaptenkorting bedraagt € 749 (2019: € 737) en geldt voor de belastingplichtige die in het kalenderjaar recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (een zogenoemde Wajonguitkering), tenzij voor hem de ouderenkorting geldt. Belastingplichtigen komen ook voor de jonggehandicaptenkorting in aanmerking, indien weliswaar recht bestaat op een Wajonguitkering, maar niet daadwerkelijk een Wajonguitkering wordt ontvangen vanwege het hebben van een andere uitkering of ander inkomen uit arbeid.
Ouderenkorting
Een belastingplichtige heeft recht op de ouderenkorting als hij op 31 december 2019 de AOW leeftijd heeft bereikt en een verzamelinkomen heeft van niet meer dan € 37.372 (2019: € 36.783). De ouderenkorting bedraagt € 1.622 (2019: € 1.596). De ouderenkorting bedraagt € 0 bij een inkomen boven de € 37.372 (2019: € 36.783).
Alleenstaande ouderenkorting
Een belastingplichtige heeft recht op de alleenstaande ouderenkorting als hij recht heeft op een AOW-uitkering voor alleenstaanden. De alleenstaande ouderenkorting bedraagt € 436 (2019: € 429).
Korting voor groene beleggingen
Per 1 januari 2013 is er uitsluitend een heffingskorting voor de belastingplichtige met groene beleggingen. De korting bedraagt in 2020 0,7% (2019: 0,7%) van het bedrag dat daarvoor is vrijgesteld op grond van de bepalingen in box 3.
Levensloopverlofkorting
De levensloopregeling is afgeschaft per 1 januari 2012. De levensloopverlofkorting vervalt daardoor ook. De in het verleden opgebouwde levensloopverlofkorting blijft intact voor deelnemers die op 31 december 2011 een saldo op hun levensloopregeling hebben staan. Deze deelnemers mogen tot en met 31 december 2021 blijven inleggen, tenzij ze inmiddels gebruik hebben gemaakt van de 80%-regeling.
De levensloopverlofkorting is gelijk aan het bedrag van het opgenomen levenslooptegoed, maar ten hoogste € 219 (2019: € 215) per jaar waarin vóór 1 januari 2012 is gestort in de levensloopregeling. Bedragen aan levensloopverlofkorting die in voorafgaande jaren al zijn genoten worden in mindering gebracht.
Bedragen heffingskortingen 2019
Heffingskorting | Jonger dan AOW-leeftijd | AOW-leeftijd en ouder | ||
2019 | 2018 | 2019 | 2018 | Maximale algemene heffingskorting lagere inkomen | € 2.477 | € 2.265 | € 1.268 | € 1.157 | Maximale arbeidskorting lagere inkomens | € 3.399 | € 3.249 | € 1.740 | € 1.659 | Maximale inkomensafhankelijke combinatiekorting | € 2.835 | € 2.801 | € 2.835 | € 2.801 | Jonggehandicaptenkorting | € 737 | € 728 | Ouderenkorting | € 1.596 | € 1.418 | Ouderenkorting boven een inkomen van € 36.783 (2016: € 36.346) | € 0 | € 72 | Alleenstaande ouderenkorting | € 429 | € 423 | Korting groene beleggingen | 0.7%¹ | 0.7%¹ | 0.7%¹ | 0.7%¹ | Levensloopkorting (per jaar van deelname tot 2012) | € 215 | € 212 |
¹ van de vrijstelling in box 3
Algemene Heffingskorting
Tot en met een belastbaar inkomen van € 20.384 (2018: € 20.142) uit werk en woning bedraagt de algemene heffingskorting € 2.477 (2018: € 2.265). Boven een inkomen van € 20.384 (2018: € 20.142) wordt de algemene heffingskorting lager naarmate het belastbare inkomen uit werk en woning stijgt. Het maximumbedrag van € 2.477 (2018: € 2.265) wordt verlaagd met 5,147% (2018: 4,683%) van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat meer bedraagt dan € 20.384 (2018: € 20.142). De algemene heffingskorting kan uiteindelijk afbouwen tot nihil.
De uitbetaalbaarheid van de algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner wordt afgebouwd in 15 jaar tijd met 6,67% per jaar. De afbouw is gestart in 2009. Dit betekent dat er in 2019 ten hoogste 26,67% (2018: 33,33%) van de algemene heffingskorting wordt uitbetaald aan de minstverdienende partner. Deze afbouw geldt niet voor de belastingplichtige die geboren is voor 1 januari 1963.
Arbeidskorting
Voor arbeidsinkomens boven de € 34.060 (2018: € 33.112) wordt de arbeidskorting afgebouwd tot nihil. Het maximumbedrag van € 3.399 (2018: € 3.249) wordt verlaagd met 6,0% (2018: 3,6%) van het arbeidsinkomen boven de € 34.060 (2018: € 33.112).
De inkomensafhankelijke combinatiekorting
De inkomensafhankelijke combinatiekorting geldt voor minstverdienende partners en alleenstaande ouders die de zorg hebben voor kinderen onder de 12 jaar. Het basisbedrag van deze heffingskorting is in 2019 komen te vervallen. Nu geldt dat vanaf € 4.993 met een opbouwpercentage van 11,45% wordt opgebouwd tot een maximale korting van € 2.835. In 2018 was er nog wel sprake van een basisbedrag. Deze bedroeg: € 1.052 indien met werken een arbeidsinkomen van minimaal € 4.934 werd verdiend of indien er recht bestond op de zelfstandigenaftrek). Voor elke euro die meer werd verdient dan € 4.934 liep de inkomensafhankelijke combinatiekorting met 6,159% op tot maximaal € 2.801.
Jonggehandicaptenkorting
De jonggehandicaptenkorting bedraagt € 737 (2018: € 728) en geldt voor de belastingplichtige die in het kalenderjaar recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (een zogenoemde Wajonguitkering), tenzij voor hem de ouderenkorting geldt. Belastingplichtigen komen ook voor de jonggehandicaptenkorting in aanmerking, indien weliswaar recht bestaat op een Wajonguitkering, maar niet daadwerkelijk een Wajonguitkering wordt ontvangen vanwege het hebben van een andere uitkering of ander inkomen uit arbeid.
Ouderenkorting
Een belastingplichtige heeft recht op de ouderenkorting als hij op 31 december 2018 de AOW leeftijd heeft bereikt en een verzamelinkomen heeft van niet meer dan € 36.783 (2018: € 36.346). De ouderenkorting bedraagt € 1.596 (2018: € 1.418). De ouderenkorting bedraagt € 0 (2018: € 72) bij een inkomen boven de € 36.783 (2018: € 36.346).
Alleenstaande ouderenkorting
Een belastingplichtige heeft recht op de alleenstaande ouderenkorting als hij recht heeft op een AOW-uitkering voor alleenstaanden. De alleenstaande ouderenkorting bedraagt € 429 (2018: € 423).
Korting voor groene beleggingen
Per 1 januari 2013 is er uitsluitend een heffingskorting voor de belastingplichtige met groene beleggingen. De korting bedraagt in 2019 0,7% (2018: 0,7%) van het bedrag dat daarvoor is vrijgesteld op grond van de bepalingen in box 3.
Levensloopverlofkorting
De levensloopregeling is afgeschaft per 1 januari 2012. De levensloopverlofkorting vervalt daardoor ook. De in het verleden opgebouwde levensloopverlofkorting blijft intact voor deelnemers die op 31 december 2011 een saldo op hun levensloopregeling hebben staan. Deze deelnemers mogen tot en met 31 december 2021 blijven inleggen, tenzij ze inmiddels gebruik hebben gemaakt van de 80%-regeling.
De levensloopverlofkorting is gelijk aan het bedrag van het opgenomen levenslooptegoed, maar ten hoogste € 215 (2018: € 212) per jaar waarin vóór 1 januari 2012 is gestort in de levensloopregeling. Bedragen aan levensloopverlofkorting die in voorafgaande jaren al zijn genoten worden in mindering gebracht.