Een werkgever die beweert dat zijn werknemers de bestelauto’s van de zaak niet buiten werktijd kunnen gebruiken, moet dit aannemelijk kunnen maken. De werkgever in de volgende zaak is daar niet in geslaagd.
De werkgever in kwestie kreeg na een boekenonderzoek over vijf jaren naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd vanwege vermeend privégebruik van personen- en bestelauto’s. Zowel de rechtbank als het hof was van oordeel dat de inspecteur de bijtelling terecht had toegepast. De werkgever procedeerde zonder succes tot bij de Hoge Raad. Hij stelde dat de bestelauto’s de werknemers niet ter beschikking konden staan omdat zij stonden op een afgesloten terrein en de werknemers verplicht waren de sleutel in te leveren. Bovendien was tijdens het boekenonderzoek door de controleur niets gezegd over privégebruik van de bestelauto. De controleur had als vanzelfsprekend aangenomen dat de auto’s volledig voor de zaak werden gereden. Volgens de werkgever had het hof deze stelling ten onrechte onbesproken gelaten. De Hoge Raad gaf hem gelijk op dit punt en verwees de zaak naar Hof Den Haag om de stelling te onderzoeken. De werkgever had echter geen enige vorm van bewijs aangedragen op grond waarvan zijn stelling aannemelijk kon worden geacht. Het hof verklaarde het hoger beroep van de werkgever dan ook ongegrond.
Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt onder auto verstaan een personenauto of bestelauto als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, met uitzondering van de bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen en met uitzondering van de bestelauto die buiten de werktijd niet gebruikt kan worden of de bestelauto waarvoor een verbod op privé-gebruik geldt. Van een dergelijk verbod op privé-gebruik is sprake indien:
- het verbod schriftelijk is vastgelegd;
- de inhoudingsplichtige de vastlegging van het verbod bij de loonadministratie bewaart;
- de inhoudingsplichtige voldoende toezicht houdt op de naleving van het verbod, en
- de inhoudingsplichtige een passende sanctie oplegt indien het verbod wordt overtreden.