De fiscale gevolgen van het verstrekken van een lening zijn helaas ingewikkeld. Vroeger was het simpel: je verstrekte een lening en de rente werd belast. Sinds 2001 zijn er echter drie verschillende boxen in de inkomstenbelasting en een verstrekte lening kan zowel in box 1 als in box 3 thuis horen. In box 1 zitten de leningen die tot het ondernemingsvermogen behoren, maar ook de leningen die tot een zogenoemd werkzaamheidsvermogen horen. Rente op dergelijke leningen wordt belast en als de lening oninbaar is, is het verlies aftrekbaar. Althans dat was tot een aantal jaren geleden zo. Tegenwoordig zijn er in fiscale zin veel verschillende soorten leningen. Dat is zowel in de inkomsten- als in de vennootschapsbelasting zo. Het kan een gewone lening zijn, maar ook een onzakelijke lening, een lening die eigenlijk eigen vermogen vormt (en dus als een soort aandeel wordt behandeld) en thans ook nog een lening met een zogenoemd onzakelijk debiteurenrisico. Die laatste behoren tot een naargeestige categorie. De rente is aftrekbaar bij de schuldenaar en wordt ook belast bij de schuldeiser. Maar als de schuldeiser de lening niet terug krijgt is het verlies in principe niet aftrekbaar als afwaarderingsverlies. Uiteindelijk kan dat verlies wel ten laste van het inkomen worden gebracht, maar alleen onder bepaalde nadere voorwaarden. Lang niet iedereen let daar op. Zeker bij leningen in concernverband of aan gelieerde zustermaatschappijen liggen hier mogelijk problemen. Maar ook in de inkomstenbelasting kan het fout gaan. Bijvoorbeeld als een vader een onzakelijke lening verstrekt aan de bv van zijn zoon. De rente is als een dergelijke lening ongebruikelijk is, bij vader belast en bij de bv van zoon aftrekbaar. Maar het eventuele verlies bij vader is niet aftrekbaar. Een ander voorbeeld zagen wij recent weer in de jurisprudentie. Man en vrouw waren gehuwd. De een was hoofdelijk aansprakelijk voor een ondernemingsschuld van de ander. Vervolgens volgde een aansprakelijkheidstelling en moest worden betaald voor de onbetaald gebleven ondernemingsschuld van de ander. Helaas was het bedrag van de aansprakelijkheidstelling niet aftrekbaar. Volgens de rechter was het verlies niet aftrekbaar omdat het onzakelijk was om zich aansprakelijk te stellen. Deze beslissing ligt in de lijn van een veelheid aan jurisprudentie. Op grond daarvan kan worden aangenomen dat borgstellingen door een dga, partner van de dga of moedermaatschappij ten behoeve van zakelijke schulden uiteindelijk niet direct tot een fiscaal aftrekbaar verlies leidt. De regels hierover zijn complex en zijn bovendien afhankelijk van de wijze waarop een en ander contractueel is geregeld. Het is dus van groot belang om hierover advies in te winnen. Dan kan in ieder geval worden bereikt dat een eventueel verlies mogelijk uiteindelijk toch aftrekbaar is.