Vanaf 2015 wordt een nieuwe werkwijze ingevoerd voor voorlopige teruggaven. Nu is een voorlopige teruggaaf nog vaak gebaseerd op historische gegevens. In de toekomst dienen de gegevens uit de laatste definitieve aanslag als basis. Het is de bedoeling dat met deze nieuwe werkwijze het aantal terugbetalingen van een voorlopige teruggaaf zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Huidige werkwijze
Wanneer u verwacht over een belastingjaar geld terug te krijgen, bijvoorbeeld omdat u hypotheekrente in aftrek kunt brengen, dan kunt u de Belastingdienst vragen om een voorlopige aanslag (teruggaaf). U hoeft dan niet te wachten tot het belastingjaar voorbij is alvorens u belasting terugkrijgt. Een dergelijke voorlopige aanslag met een terug te geven bedrag, ook wel voorlopige teruggaaf genoemd, hoeft maar één keer te worden aangevraagd. De Belastingdienst verstuurt vervolgens automatisch ieder jaar een nieuwe voorlopige teruggaaf.
De voorlopige teruggaaf is dus gebaseerd op historische gegevens. Zolang de Belastingdienst geen grote verschillen constateert tussen de voorlopige en de definitieve aanslag of wanneer iemand niet uit eigen beweging wijzigingen doorgeeft, blijft dit proces voortduren. Uiteindelijk moet dan bij een definitieve aanslag over een belastingjaar het teveel aan ontvangen belastinggeld alsnog worden terugbetaald.
Om het aantal terugbetalingen te beperken wordt met ingang van 2015 een nieuwe werkwijze ingevoerd. De voorlopige teruggaaf 2015 zal worden opgelegd op basis van de gegevens uit de definitieve aanslag 2013, die in 2014 wordt opgelegd. Hierdoor sluit de voorlopige teruggaaf beter aan bij de definitieve aanslag en zal het aantal terugbetalingen van teveel ontvangen belastinggeld een stuk minder worden.