Op 15 december 2020 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het Belastingplan 2021. Dit zijn de belangrijkste wijzigingen voor de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting.
Tarieven box 1
In 2021 wordt het basistarief van 37,35% voor het inkomen tot en met € 68.507 verlaagd met 0,25 procentpunt naar 37,10%. Het toptarief wijzigt niet en blijft 49,50%. In 2021 geldt voor AOW-gerechtigden met een inkomen tot en met € 35.129 (of € 35.941 voor mensen geboren voor 1946) een gecombineerd tarief van 19,20% omdat zij niet premieplichtig zijn voor de Algemene Ouderdomswet (AOW).
Tegelijkertijd gaat ook de afbouw van het aftrektarief door: diverse posten, zoals de hypotheekrenteaftrek zijn in 2021 nog maar tegen 43% aftrekbaar. Volgens eerdere berichten wordt deze afbouw de komende jaren voortgezet (2022: 40% en 2023: 37,05%).
Zelfstandigenaftrek
De zelfstandigenaftrek wordt de komende jaren stapsgewijs afgebouwd. Per 1 januari 2021 wordt de zelfstandigenaftrek daarbij verlaagd van € 7.030 naar € 6.670. Hiermee worden de fiscale verschillen tussen zelfstandigen en werknemers kleiner. Zelfstandigen profiteren in 2021 in het algemeen wel van hogere heffingskortingen en een lager basistarief in de inkomstenbelasting.
Tarieven box 3
Het heffingvrije vermogen wordt per 1 januari 2021 verhoogd van € 30.846 naar € 50.000 (en € 100.000 voor fiscaal partners). De schijfgrenzen worden aangepast en het forfaitaire rendement wordt bijgewerkt aan de hand van de recente gemiddeld behaalde rendementen op sparen en beleggen.
Tarief vennootschapsbelasting
De eerste tariefschijf voor de vennootschapsbelasting wordt verlengd van € 200.000 naar € 245.000 in 2021. Zo vallen in 2021 meer bedrijven in de eerste tariefschijf, die anders in de tweede tariefschijf zouden vallen. Daarnaast wordt het tarief voor de vennootschapsbelasting voor winsten in de eerste tariefschijf in 2021 verlaagd van 16,5% naar 15%. Het tarief voor winsten die vallen in de tweede tariefschijf blijft 25% in 2021.
Werkkostenregeling
De vrije ruimte van de werkkostenregeling bedroeg in 2020 kort gezegd 1,7% van de loonsom tot en met € 400.000 plus 1,2% van de resterende loonsom. In 2021 wordt het percentage in deze tweede schijf teruggebracht van 1,2% naar 1,18%.