De staatssecretaris van Financiën keurt goed dat de defiscalisering van een vruchtgebruik onder voorwaarden terugwerkt naar de eerste peildatum na overlijden. De goedkeuring ziet op de situatie dat krachtens testament of wettelijk erfrecht een vruchtgebruik is gevestigd ten behoeve van de langstlevende echtgenoot, waardoor het volledige eigendom aan de langstlevende wordt toegerekend. De bloot eigendom wordt dan niet bij het kind belast (artikel 5.4 lid 3 en 4 Wet inkomstenbelasting). Deze defiscalisering geldt pas vanaf het moment dat het vruchtgebruik notarieel is gevestigd. In de praktijk blijkt dat nabestaanden te weinig tijd hebben om dit vruchtgebruik voor de eerste peildatum voor box 3 te vestigen. Daarom keurt de staatssecretaris goed dat de defiscalisering terug werkt naar de eerste peildatum na het overlijden, als het vruchtgebruik binnen twee jaar na het overlijden van de erflater wordt gevestigd.