De zelfstandigenaftrek geldt voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en bij begin van het kalenderjaar de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt. Per 1 januari 2024 wordt de zelfstandigenaftrek verlaagd van € 5.030 naar € 3.750.
Indien de ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en bij hem in die periode niet meer dan tweemaal zelfstandigenaftrek is toegepast dan is de zelfstandigenaftrek in 2024 een bedrag van € 3.750.
De zelfstandigenaftrek voor de ondernemer die bij het begin van het kalenderjaar de AOW-leeftijd heeft bereikt bedraagt 50% van de zelfstandigenaftrek voor de ondernemer die bij het begin van het kalenderjaar de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt.
Met ingang van 1 januari 2010 kan de zelfstandigenaftrek voor niet-starters niet meer verrekend worden met ander box 1-inkomen, zoals loon of een VUT-uitkering. Als dit tot gevolg heeft dat (een deel van) de zelfstandigenaftrek niet kan worden verrekend, wordt de niet verrekende zelfstandigenaftrek maximaal 9 jaar voort gewenteld om in een toekomstig jaar alsnog te verrekenen met winst. Voor starters verandert er niets. Startende ondernemers kunnen de zelfstandigenaftrek (inclusief de startersaftrek) gedurende drie jaar dus nog wel verrekenen met ander box 1-inkomen. Daarnaast blijft voor starters ten aanzien van de zelfstandigenaftrek de reguliere verrekening over de jaren heen gelden.
Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid
De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid is voor de ondernemer die een onderneming vanuit een arbeidsongeschiktheidsuitkering start en niet aan het urencriterium voldoet maar wel aan een verlaagd urencriterium van 800 uur.
De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid bedraagt € 12.000, € 8.000 en € 4.000 voor het eerste, tweede, respectievelijk derde jaar. De aftrek kan niet hoger zijn dan de genoten winst.